Welkom op de pagina over Procenten (%)!
De makkelijkste oefeningen staan bovenaan deze pagina. De moeilijkste oefeningen staan onderaan deze pagina. Bij elke oefening staat voor welke groep deze bedoeld is.
OEFENINGEN:
- TIP! Voorbeeldtoets CITO (vooral bedoeld voor groep 7 & groep 8)
Je kan hier met 5 vragen mooi zien hoe een citotoets over procenten eruit kan zien. Meerdere soort sommen. Succes!
- Combineer de procenten met de breuken (vooral bedoeld voor groep 7 & groep 8)
Sleep de procenten naar de goede breuk.
- Combineer de procenten met breuken en kommagetallen (vooral bedoeld voor groep 7 & groep 8).
Sleep de breuken en kommagetallen naar het goede percentage.
- Breuken omzetten naar percentages en percentages omzetten naar breuken (vooral bedoeld voor groep 7 & groep 8)
Kies de goede omzetting (meerkeuze).
- Getallenlijn (vooral bedoeld voor groep 7 & groep 8)
Hang de kommagetallen, breuken en percentages aan de getallenlijn. Breuken moeten aan de bovenste getallenlijn, kommagetallen aan de middelste en percentages aan de onderste getallenlijn. Hang ze op de goede plek!
- Procentendomino (vooral bedoeld voor groep 7 & groep 8)
Leg telkens een steen aan bij een percentage, breuk of kommagetal.
UITLEG: Vul je naam in. LET OP! Wil je met 2 spelers spelen klik dan op [2 spelers] en vul dan beide namen in. Klik daarna op [start spel]. Je hebt willekeurige dominostenen voor je liggen, leg die aan op het speelbord (het moet dan wel overeenkomen met het percentage, de breuk of het kommagetal). Bijvoorbeeld ½ kun je aanleggen bij 50% en bij 0,5. Succes!
- Bereken de prijsverhoging (vooral bedoeld voor groep 7 & groep 8)
Bereken de nieuwe prijs of hoeveel procent het duurder is geworden.
- Korting berekenen (vooral bedoeld voor groep 7 & groep 8)
Bereken hoeveel korting je krijgt of wat de nieuwe prijs wordt.
- Rente (vooral bedoeld voor groep 7 & groep 8)
Bereken hoeveel rente je van de bank krijgt.
- Hoeveel stoelen zijn bezet of vrij (vooral bedoeld voor groep 7 & groep 8)
Je moet bijvoorbeeld berekenen hoeveel stoelen vrij of bezet zijn als 70% van de 800 stoelen bezet zijn.
- Betekenis van procenten (vooral bedoeld voor groep 8)
Hier moet je nadenken over de betekenis van procenten. Bijvoorbeeld als er een tandpasta aanbieding is: "10% meer inhoud voor dezelfde prijs!" Wat betekent dat? Je krijgt 5 meerkeuzevragen.
Als je bijvoorbeeld denkt aan een pizza, dan is de hele pizza 100%. Snijd je de pizza in 2 stukken, dan is elk stuk 50%. Want 50+50=100. Snijd je de pizza in 4 stukken, dan is elk stuk 25%. Want 25+25+25+25=100. Snijd je de pizza in 5 stukken, dan is elk stuk 20%. Want 20+20+20+20+20=100.
Misschien werkt het om wat voorbeelden te bedenken? Bijvoorbeeld met pizza of taart of het verdelen van snoep of geld? Stel je hebt €10,- en wilt daarvan 20% op de bank zetten. De makkelijkste manier is 0,2 x €10,- = €2,-. Als je dat wat lastig vindt kun je ook €10,- / 100 x 20 doen (is ook €2,-). Je zet dan dus bij dit voorbeeld €2,- op de bank.
Hopelijk snap je het al iets beter. Geef anders even aan waar je vooral moeite mee hebt of geef even een voorbeeldsom.
Uitleg over breuken vind je hier: https://oefenplein.nl/rekenen/298-breuken
Als je bijvoorbeeld denkt aan een pizza, dan is de hele pizza 100%. Snijd je de pizza in 2 stukken, dan is elk stuk 50%. Want 50+50=100. Snijd je de pizza in 4 stukken, dan is elk stuk 25%. Want 25+25+25+25=100. Snijd je de pizza in 5 stukken, dan is elk stuk 20%. Want 20+20+20+20+20=100.
Misschien werkt het om wat voorbeelden te bedenken? Bijvoorbeeld met pizza of taart of het verdelen van snoep of geld? Stel je hebt €10,- en wilt daarvan 20% op de bank zetten. De makkelijkste manier is 0,2 x €10,- = €2,-. Als je dat wat lastig vindt kun je ook €10,- / 100 x 20 doen (is ook €2,-). Je zet dan dus bij dit voorbeeld €2,- op de bank.
Hopelijk snap je het al iets beter. Geef anders even aan waar je vooral moeite mee hebt of geef even een voorbeeldsom.
Dus je kunt het ook met een tabel doen. Dan bereken je eerst 10%. 172 = 20%, dat deel je door 2 om op 10% te komen, dus 172 / 2 = 86. Dat doe je keer 10 om aan 100% te komen, dus 86 keer 10 = 860 en dat is dan het antwoord.
20% | 10% | 100%
172 | 86 | 860
Hopelijk snap je het zo! En laat het anders even weten.
Als je bijvoorbeeld denkt aan een pizza, dan is de hele pizza 100%. Snijd je de pizza in 2 stukken, dan is elk stuk 50%. Want 50+50=100. Snijd je de pizza in 4 stukken, dan is elk stuk 25%. Want 25+25+25+25=100. Snijd je de pizza in 5 stukken, dan is elk stuk 20%. Want 20+20+20+20+20=100.
Misschien werkt het om wat voorbeelden te bedenken? Bijvoorbeeld met pizza of taart of het verdelen van snoep of geld? Stel je hebt €10,- en wilt daarvan 20% op de bank zetten. De makkelijkste manier is 0,2 x €10,- = €2,-. Als je dat wat lastig vindt kun je ook €10,- / 100 x 20 doen (is ook €2,-). Je zet dan dus bij dit voorbeeld €2,- op de bank.
Hopelijk snap je het al iets beter. Geef anders even aan waar je vooral moeite mee hebt of geef even een voorbeeldsom.
(sorry voor dit nutteloze bericht)
Het is altijd handig om met verhoudingstabellen te werken. Dus in dit geval:
€72,- | €36,- | €360,-
20% | 10% | 100%
Je kijkt dus eerst hoeveel 10% is en maakt daarna 100%. 100% is altijd 'alles'.
Misschien kun je het je zoon uitleggen door het te visualiseren. Bijvoorbeeld een taart of een pizza (of gewoon een ronde cirkel op papier) in vijf stukken verdelen en dan uitleggen dat elk stuk 20% is en alles samen 100%. Daarna maak je een cirkel in vier delen en dan is elk deel 25%.
Snapt je zoon breuken wel? Anders kun je misschien werken met 1/2, 1/4, 1/5 etc. en dan uitleggen dat procenten bijna hetzelfde zijn (1/2 = 50%, 1/4 = 25%, 1/5 = 20%).
Als je meer uitleg of voorbeelden nodig hebt of nog vragen hebt horen we het graag!
Waarschijnlijk nog niet direct met filmpjes, maar eerst met een duidelijke getypte uitleg.
Als je nu al vragen hebt of uitleg wilt hebben, zeg het dan hier of stuur ons een mailtje (oefenplein.nl/contact).
€100,- | €10,- | €20,-
----------------------------
100% | 10% | 20%
Je berekent eerst hoeveel 10% of hoeveel 1% is van €100,-. Daarna bereken je hoeveel 20% is. Dat is dus €20,- (in dit voorbeeld).
Je moet altijd goed letten op de vraag!
* Is de vraag "hoeveel euro korting krijgt hij/zij?", dan gaat het om die 20%, dus is het antwoord €20,- (in dit voorbeeld).
* Is de vraag: "hoeveel moet hij/zij betalen met de nieuwe prijs?", dat gaat het om de nieuwe prijs. Die bereken je door de oude prijs MIN de korting te doen. Dus €100,- min €20,- = €80,- (en dat is dan het antwoord).
Ik hoop dat je het al beter snapt. Als je nog vragen hebt horen we die heel graag!
en je kunt er van alles mee oefenen. de meeste sites doen echt heel anders niet echt wat ook leuk is.
ook met begrijpend lezen s dit een goed hulp voor me geweest. ik hoop dat jullie ook binnenkort een uitleg geven over de procenten want dat blijf toch nog wel echter lastig deze site blijf ik wel in de gaten houden ik wil nog 1 ding zeggen: dit is een van de leerzaamste site ever!!!
Een uitleg over procenten is een goed idee, die gaan we binnenkort maken!
Heel veel plezier en succes op onze site. Als je vragen of nog meer tips hebt horen we die heel graag!
Ik hoop ook dat Oefenplein je helpt je laatste jaar door te komen.
Vind je procenten lastig?
Ik zal kijken of ik binnenkort een uitleg op de site kan zetten.
Veel succes met oefenen!