Met onderstaande oefening kun je oefenen met leenwoorden. Vul de volgende leenwoorden op de goede plek in het verhaal in: camera, computer, festival, foto, garage, manager, muziek, restaurant, vakantie
In de zomer hadden Tim en zijn zus een geweldige
gepland.
Ze gingen naar een
in de stad waar ze lekker konden eten.
Tim nam een
van het uitzicht over de zee,
terwijl zijn zus aan het luisteren was naar
op haar telefoon.
In de avond gingen ze naar een
, waar verschillende bands speelden.
Ze logeerden in een klein hotel en brachten de ochtend door in de
waar hun ouders de auto hadden geparkeerd.
Daarna gingen ze op de
de foto's van de vakantie bekijken.
De
van het hotel zwaaide hen aan het eind uit.
Nog meer oefeningen doen met leenwoorden? Keer dan terug naar de pagina LEENWOORDEN.