Met onderstaande oefening kun je oefenen met werkwoordspelling. Vul de goede werkwoorden in (tegenwoordige tijd).

 

Ik (dromen) terwijl ik slaap.
Anouk (poetsen) haar tanden.
Hij (steken) zijn vinger op.
Zij (lachen) om mijn grap.
Hij (laden) de vrachtwagen met dozen.
Ik (lezen) een heel spannend boek.
De bloemen (bloeien) in de lente.
Papa (roeren) in de pan met soep.
Mijn ouders (schilderen) het huis.
Wie (koken) vanavond?

Nog meer oefeningen doen met werkwoordspelling? Keer dan terug naar de pagina WERKWOORDSPELLING.

Reacties  

# David 12-10-2021 11:43
:sight:
Antwoorden
# David 12-10-2021 11:43
hoi ik snap iets niet.
Antwoorden
# Oefenplein 13-10-2021 20:03
Hoi David, Wat snap je niet? Waar mogelijk willen we je natuurlijk helpen.
Antwoorden

Contactmogelijkheden

Over Oefenplein

Verklaringen

Oefeningen

arrow_up