Met onderstaande oefening kun je oefenen met werkwoordspelling. Vul de goede werkwoorden in (tegenwoordige tijd).

 

Hij (fietsen) elke dag naar school.
Wij (denken) dat we het antwoord weten.
Luuk en Stijn (lopen) naar school.
Ik (eten) een appel en broodje op school.
Tim (bellen) met opa en oma.
Ik (roepen) Mark.
(bakken) je een taart?
Jullie (dansen) tijdens de gymles.
Hij (fluiten) heel hard.
(willen) je mij vanmiddag ophalen bij Sem?

Nog meer oefeningen doen met werkwoordspelling? Keer dan terug naar de pagina WERKWOORDSPELLING.

Contactmogelijkheden

Over Oefenplein

Verklaringen

Oefeningen

arrow_up