Met onderstaande oefening kun je oefenen met leestekens. Typ de zinnen over en plaats leestekens op de goede plekken. Je moet ook goed opletten welke woorden je met een hoofdletter schrijft en welke met een kleine letter.
In deze oefening gebruik je komma's, punten, vraagtekens en uitroeptekens. Uitroeptekens gebruik je bijvoorbeeld als iets wordt geroepen of bij waarschuwingen.
sven en gijs wonen vlakbij de speeltuin
ga je mee naar opa en oma
leg die bal nu neer
ruim je kamer op
help
Nog meer oefeningen doen met leestekens? Keer dan terug naar de pagina LEESTEKENS.
dit is mij zin:
Sven en Gijs wonen vlakbij de speeltuin,
dit is de zin van de computer die het na heeft gekeken:Sven en Gijs wonen vlakbij de speeltuin
Dus een . in plaats van een ,
kunt u alsjeblieft begrijpend lezen er aan toevoegen
Alfast bedankt.
Bij een zin heb ik iets opgemerkt want help Als er geen zin staat hoeft de hoofdletter toch niet eigenlijk hoort het denk ik help! te zijn.