Met onderstaande oefening kun je oefenen met leestekens. Typ de zinnen over en plaats leestekens op de goede plekken. Je moet ook goed opletten welke woorden je met een hoofdletter schrijft en welke met een kleine letter.
In deze oefening gebruik je komma's, punten en vraagtekens. Komma's gebruik je bijvoorbeeld in opsommingen.
Nog meer oefeningen doen met leestekens? Keer dan terug naar de pagina LEESTEKENS.